Zwarte grondel - Gobius
niger
In de zestiger jaren werd de zwarte grondel voor het eerst waargenomen in stilstaande zoute wateren. Al snel verspreide de zwarte grondel zich naar de Grevelingen en later ook naar de Oosterschelde. Nu komt hij algemeen voor. Hij wordt ongeveer 17 cm lang. De twee rugvinnen zitten net met de basis tegen elkaar aan. De buikvinnen zijn aan elkaar gegroeid tot een soort zuignap, die echter niet zo effectief is en waarschijnlijk niet vaak als zodanig gebruikt wordt. Heeft een brede kop, dikke wangen en lippen. De ogen staan hoog op de kop en steken enigszins naar opzij en naar boven uit. De rug is bruin tot donkerbruin gevlekt, de buik veel lichter, een grijsbruine kleur. De vrouwtjes zijn altijd lichter, meer middelbruine kleuren. In de paartijd zijn de mannetjes diep donkerpaars tot zwart. Zijn voedsel bestaat uit wormen, kleine kreeftachtigen en kleine vissen: voornamelijk andere grondelsoorten. De paaitijd is van mei tot augustus. In die tijd worden door het vrouwtje zo'n 1.000 tot 6.000 eitjes gelegd op een beschermde plaats. Dat kan een holletje of spleet tussen twee stenen zijn, maar ook een lege oesterschelp of zelfs een weggegooid bierblikje of ander geschikt hol-achtig voorwerp. De eitjes worden bevrucht door het mannetje, die ze vervolgens bewaakt tot ze uitkomen. Hierbij schroomt hij niet om ook duikers aan te vallen die te dicht in de buurt komen.