Steenbolk - Trisopterus luscus
Steenbolken kunnen 15 tot 30 cm lang worden. Deze kabeljauwachtige heeft een relatief hoge rug met 3 rugvinnen en onderscheidt zich van zijn familieleden door de wat forsere bouw. De kindraad is lang en stevig. Buikvinnen enigszins gereduceerd tot een paar stevige, maar wel lange vinstralen, waar het dier eventueel op kan steunen als hij vlak boven de bodem op kleine kreeftachtigen loert. De eerste rugvin is aanzienlijk langer en puntiger dan bij andere kabeljauwachtigen. De ogen zijn relatief groot. Vooral als een steenbolk in een net omhooggehaald wordt, kunnen de ogen als gevolg van de snelle drukvermindering tussen de diepte waarop hij zwom en de oppervlakte nogal uitpuilen. De rug is bronskleurig, de flanken zijn bleekgeel en de buik is nog lichter. Karakteristiek zijn de vier of vijf donkerbruine dwarsbanden op de flanken. De intensiteit daarvan wisselt trouwens: soms zijn ze zelfs vrijwel onzichtbaar. Hun voedsel bestaat uit kreeftachten, schelpdieren, borstelwormen, kleine vissen en inktvissen. Steenbolken paaien in april en mei wanneer de watertemperatuur 8 tot 9°C zijn en het paaien vindt meestal plaats tussen de 50 en 100 m diepte. De eieren zweven in het water dankzij een oliedruppeltje dat ze bij zich hebben. De stroming kan de eitjes een heel eind verplaatsen voor ze uitkomen. De jonge visjes gaan al heel snel bij de bodem leven. Na maximaal een jaar zijn ze geslachtsrijp.