Puitaal -  Zoarces viviparus


Anders dan de naam doet vermoeden is puitaal geen familielid van de aal. Hoewel hij net als de paling een slangachtig lichaam heeft, staat hij, als soort, dichter bij de kabeljauwachtigen. Soms word hij door zijn kleur en tekening ook wel eens aangezien voor een botervisje maar vooral door de ligging van de ogen, die bij de puitaal meer boven op de kop liggen en een beetje uitsteken, is hij duidelijk te onderscheiden van de botervis. De rugvin begint achter de kop en loopt over de hele rug tot hij bijna overgaat inde staartvin. De puitaal voedt zich hoofdzakelijk met kreeftachtigen zoals vlokreeftjes en garnaaltjes maar ook kleine weekdieren laat hij lekker smaken. Vrij bijzonder is het feit dat de puitaal levendbarend is. De larven groeien de eerste 4 tot 6 maanden in het lichaam van het vrouwtje ( tot wel 100 stuks) en de op dat moment al 4.5 cm grote jongen, worden in verschillende fases geboren. Als je in het najaar een zwangere puitaal tegenkomt is dat heel duidelijk te zien. De normaal slanke gestroomlijnde vis heeft dan een echte uitpuilende buik net als een zwanger zoogdier. Het dier lijkt er ook duidelijk last van te hebben en maakt een uitgebluste indruk.