Groene zeedonderpad -  Taurulus bubalis


Deze typische bodemvis - hij heeft geen zwemblaas - ziet er nogal indrukwekkend uit. Grote kop en bek, dikke lippen, grote ogen die hoog zijn ingeplant en een gepantserd uiterlijk. Hij is ook echt gepantserd, namelijk met beenplaten. Daar bovenop is hij ook nog voorzien van diverse stekels: een heel rijtje kleintjes langs de zijlijn, en een paar grote op de kop en vooral 3 of 4 aan de kieuwdeksels. Ook de vinnen zijn stekelig, doordat de vinstralen wat uitsteken. Het mannetje van deze soort kan 12 cm lang worden, het vrouwtje wel 25 cm. Bij de mondhoeken zitten 1 of 2 vlezige baarddraden. De basiskleur is een vrij licht groenbruin en hij heeft een donker vlekkenpatroon, dat vaker wel dan niet op een klein aantal dwarsbanden lijkt. De onderkant is geel. De borstvinnen zijn, zoals bij alle donderpadden, opvallend groot, en hebben donkere dwarsbanden. Deze vraatzuchtige dieren eten vooral kleine kreeftachtigen, wormen en kleine vissen. De groene zeedonderpad plant zich in het vroege voorjaar voort. De mannetjes krijgen dan fellere kleuren waarmee ze het vrouwtje proberen te verleiden. Tijdens de paring houdt het mannetje het vrouwtje vast met zijn borst- en buikvinnen. De vrij grote, roze eieren worden in kleine pakketjes tussen stenen gedeponeerd en blijven daar vastgekleefd. Het mannetje bewaakt ze tot het uitkomen, na een week of vijf.